Er was eens een kleine appelboom in een prachtige tuin. De appelboom was vol met rijpe, rode appels. Elke dag plukte de boer appels voor zijn vrouw en kinderen. Hij was erg trots op zijn boom en zorgde er goed voor.
Op een ochtend, toen de boer naar de tuin ging, zag hij dat er één appel ontbrak. Hij was verbaasd, want hij had de avond ervoor nog gezien dat alle appels er nog waren. Wie of wat had de appel gestolen?
De boer besloot om een val te zetten om de dief te vangen. Hij plaatste de grootste en mooiste appel op het deksel van een mand en legde de mand onder de boom. De volgende dag ging de boer weer naar de tuin en tot zijn verbazing zag hij, dat er een eekhoorn in de mand gevangen zat.
De boer liet de eekhoorn gaan. Dieren weten niets over bezit en moeten ook hun leven kunnen
leiden, vond hij. Vanaf die dag genoot hij ervan, dat ook vogels en eekhoorns van zijn boom aten.
Welk probleem had de boer?
Er was een appel gestolen.
Dieren vraten zijn appelboom kaal.
Zijn vrouw en kinderen aten teveel appels.
Wat deed de boer om de dief te vangen?
Hij plaatste een val.
Hij hing camera's op.
Hij ging achter de struiken zitten kijken.
Wat zat er in de val?
een eekhoorn
een vogel
een vos
Welk besluit nam de boer, toen hij de eekhoorn gevangen had?
Hij liet hem vrij en deelde zijn appels vanaf toen graag.
Hij doodde hem en deed hem in de pan.
Hij zette hem in een kooi.
Bij welke alinea past de afbeelding onderaan de tekst het best?